De beklemming van daglicht en pastel
Wat Midsommar zo verontrustend maakt, is niet alleen wat je ziet, maar vooral hoe je het ziet. De film speelt zich vrijwel volledig af in oogverblindend daglicht: een zeldzaamheid in het horrorgenre, dat meestal vertrouwt op duisternis om angst op te roepen. Regisseur Ari Aster draait dit principe radicaal om. In plaats van schaduwen krijgen we helderheid; in plaats van bloedrode filters zien we een wereld gehuld in zachte pasteltinten, witlinnen jurken, bloemenvelden en zonovergoten houten bouwwerken. Maar juist deze esthetiek versterkt het ongemak. Het felle licht verbergt niks, alles is duidelijk zichtbaar en kan niet worden ontlopen. De pasteltinten suggereren onschuld en harmonie, maar blijken uiteindelijk het decor voor gruwelijke rituelen die onomkeerbaar zijn.
Aster legde in een interview uit: “Ik wilde iets maken dat de conventies van horror uitdaagt. Door de film bijna volledig in daglicht te laten spelen, ontstaat er een spanning die anders is dan de gebruikelijke duisternis en schaduwen. Het licht dwingt je om alles onder ogen te zien, zonder ontsnapping, en dat maakt het alleen maar enger.”
Symboliek en psychologische gelaagdheid
Het bijzondere gebruik van licht en kleur in Midsommar is niet zomaar een stijlkeuze, maar vormt de basis voor een verhaal vol symboliek en diepere betekenissen. Overal in de film zie je verwijzingen: van het steeds terugkerende ritme van de seizoenen tot elementen uit klassieke schilderkunst en heidense tradities. De bloemenkronen en traditionele motieven uit de Zweedse volkscultuur zijn niet alleen mooi om te zien, maar ze laten ook zien hoe het hoofdpersonage Dani (gespeeld door Florence Pugh) langzaam verandert. Aan het begin is ze nog volledig verloren in haar verdriet, maar naarmate het verhaal vordert, krijgt ze een ongemakkelijke vorm van verwerking. Haar verdriet verandert langzaam in iets anders: verbondenheid, macht en uiteindelijk overgave aan een nieuwe, maar gruwelijke, gemeenschap.